Aanvullende vragen raadsvraag 11 april

Beste raadsgriffie,

Naar aanleiding van het antwoord op mijn raadsvraag van 11 april, wil ik een aantal aanvullende vragen stellen. Ik heb me nogmaals in het dossier verdiept en zie dat belangrijke stukken en punten niet worden aangehaald. mijn vragen zijn daardoor onjuist/onvolledig beantwoord.

  1. Bomenrij

In het gegeven antwoord wordt gesteld, dat de betreffende bomenrij deel uit maakt van de landschappelijke inpassing voor de teeltondersteunende voorzieningen.

Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is gekeken naar de reeds aanwezige groenstructuren in de directe omgeving. De betreffende bomenrij wordt benoemd als bestaande beeldbepalende bomenrij. Vervolgens wordt verwezen naar twee korte tekststukken uit de ruimtelijke onderbouwing voor de teelt ondersteunende voorzieningen. Daarmee wordt gemotiveerd dat Bormans zijn aanvraag mede heeft onderbouwd met het argument dat de vereiste landschappelijke inpassing gedeeltelijk aanwezig is in de vorm van de aanwezige bomenrij.

Het is juist dat de twee tekststukken in de ruimtelijke onderbouwing staan. In die zin heeft de wethouder juist “geciteerd” uit de ruimtelijke onderbouwing. De genoemde tekstdelen staan wel op andere plaatsen in de ruimtelijke onderbouwing dan in de beantwoording is aangegeven (op de pagina’s 18 (par. 2.3) en 27 (par. 3.10.2).  Wat echter is gebeurd, is dat tekst uit de ruimtelijke onderbouwing (van 32 pagina’s) uit zijn verband wordt gerukt.

Het eerste tekstdeel komt uit de beschrijving van de ruimtelijke structuur van het gebied (paragraaf 2.3 van de Ruimtelijke Onderbouwing). Het betreffende tekstdeel beschrijft daarmee de bestaande groenstructuur die in het gebied aanwezig is, maar zegt niets over welke inpassingsmaatregelen noodzakelijk en ­vereist zijn voor de inpassing van de teeltondersteunende voorzieningen. De betreffende paragraaf is daarmee een beschrijving van wat reeds aanwezig is en niet een beschrijving van wat nodig is voor de landschappelijke inpassing.

De inpassingsmaatregelen die nodig zijn voor de teeltondersteunende voorzieningen worden expliciet beschreven in paragraaf 1.6.4 (pag. 11 van de ruimtelijke onderbouwing). De bomenrij wordt daar niet als landschappelijke inpassing benoemd. De wethouder maakt daarmee oneigenlijk gebruik van een beschrijving in de Ruimtelijke Onderbouwing en gebruikt de paragraaf die er expliciet voor bedoeld is (paragraaf 1.6.4) niet voor. Als dit al niet wordt gezien als onjuist informeren, dan is het wel zeker onvolledig informeren en een draai geven aan een stuk tekst uit een ruimtelijke onderbouwing. In het antwoord op mij eerste raadsvragen wordt gezegd dat de wethouder heeft gezegd dat Bormans zijn aanvraag voor de stellingen mede heeft onderbouwd met het argument dat de vereiste landschappelijke inpassing gedeeltelijk aanwezig is in de vorm van de rij bomen. Uit paragraaf 1.6.4 van de ruimtelijke onderbouwing en uit de mail van Lars Helwegen van 30 september 2014 blijkt heel duidelijk dat die bomenrij géén vereiste is.

Het tweede tekstdeel (par. 3.10.2) is door de wethouder ook juist “geciteerd”, maar dit tekstdeel beschrijft ook de bestaande toestand. De bomenrij wordt ook in het landschapsplan als een bestaande groenstructuur beschreven, doch zeker niet als een te handhaven (vereiste) groenstructuur. Dit staat ook niet als zodanig in paragraaf 1.6.4. (bestaande en toe te voegen groenstructuur welke als landschappelijke inpassing wordt beschouwd). Ook hier wordt het tekstdeel uit zijn verband gerukt. Wellicht staat het daar ook wat ongelukkig, doch uit paragraaf 1.6.4. blijkt helder wat door Bormans als vereiste inpassing en aanvulling op die inpassing wordt gezien.

Er wordt ook niets gezegd over de eerder genoemde mail van 30 september 2014 van ambtenaar Lars Helwegen. Daarin wordt letterlijk gesteld, dat de bestaande bomenrij langs de Hunselerdijk, Kuijperweg ­en zelfs het erf, niet meegenomen hoeft te worden als te handhaven beplanting in het inpassingsplan. Uit paragraaf 1.6.4. van de ruimtelijke onderbouwing (welke beschrijft wat als inpassing dient en wat er aan wordt toegevoegd) blijkt dit ook. Alles overziend wordt de bomenrij dan ook gezien als een bestaande groenstructuur welke niet noodzakelijk is voor de inpassing. De wethouder gaat hier volledig aan voorbij.

Omdat de bomenrij niet als te handhaven beplanting in het inpassingsplan is opgenomen had die beplanting dus ook niet robuuster moeten zijn als de bomenrij er niet was. Zou dat wel het geval zijn geweest, dan had de bomenrij dus zeker wel als te handhaven beplanting in de ruimtelijke onderbouwing moeten zijn opgevoerd in paragraaf 1.6.4.

Wat gebeurd is, is met een loep in de ruimtelijke onderbouwing zoeken naar een tweetal stukken teksten die de tijdens de commissievergadering gedane uitspraken ondersteunen, zonder die teksten in de juiste context te plaatsen.

Hier is sprake van “cherry picking” waarbij alleen die stukken tekst zijn geselecteerd die in het verhaal passen, zonder objectief te kijken naar de rest van de Ruimtelijke Onderbouwing en de bij de onderbouwing behorende landschappelijke inpassing. Hiermee heeft de wethouder de commissie foutief/onvolledig geïnformeerd en de commissie op het verkeerde been gezet. De door het CDA gestelde vraag is daarmee zeer onvolledig beantwoord en er is in het geheel niet ingegaan op alle bijgevoegde stukken.

Waar ook aan voorbij wordt gegaan is dat Bormans de bomen direct herplant. Daarmee wordt die groenstructuur ook bij de kap van de bomen behouden. Het argument van het college kan ook op dit punt geen stand houden. De bomenrij blijft dan ook aanwezig. Naast een economisch belang voor de ondernemer is hier sprake van duurzaam behoud van het landschap waarbij ook nog eens niet streekeigen bomen (amerikaanse eiken) worden vervangen door wel streekeigen bomen (beuken).

Belangrijk punt is verder, dat het college ook de ruimtelijke onderbouwing van Pouderoyen heeft voorgelegd aan een externe deskundige (zie B&W-advies van 4 april). Het advies van die deskundige (landschappelijk weinig impact als bomen worden gekapt en vervangen) komt het college niet van pas, dus daar gaan ze in het besluit maar niet meer op in. Dit betekent dat waar ze eerst van mening waren dat ze zelf de deskundigheid niet hadden en de ingeschakelde deskundige een onafhankelijk advies geeft dat het college kan gebruiken, het college vervolgens vindt dat ze meer deskundigheid hebben dan die onafhankelijke deskundige (omdat dat advies het college niet past). Allemaal erg willekeurig en onbehoorlijk.

Het college legt dat advies van die zelf ingeschakelde deskundige dus gewoonweg naast zich neer en geeft niet aan waarom ze zich daar niets van aantrekken.

  1. Uitstel collegebesluit (procedure)

Op de raadsvraag over het uitstel van het collegebesluit tot na behandeling in de commissie gaat de wethouder niet in. Er wordt niets gezegd over de eerdere toezegging en het feit dat er nog meer dan voldoende tijd was om na de commissievergadering een besluit te nemen. Er wordt nu een formeel standpunt verwoord voor wat betreft wie welke bevoegdheden heeft. Dat was echter niet de vraag van het CDA. Ook hier wordt een draai aan het verhaal gegeven welke niet strook met de toezegging en de termijnen. De wethouder had de gemaakte procedureafspraak eenvoudig kunnen nakomen. Die afspraak had hij niet hoeven te schenden.

Mij lijkt dat meerdere raadsfracties hier geen genoegen mee zullen nemen. Naast het CDA hadden SV en de VVD geen moeite met een  (gefaseerde) kap van de bomen, met aansluitend een directe herplant. Bij het inspreken van  Dhr. Steins  is aangegeven dat Bormans zelfs extra wil compenseren en hierover in overleg wil met de gemeente.

Met vriendelijke groet,

 

Thieu Bongers,
Keversbroek 2
6037 RG Kelpen-Oler
Tel:  06-12218076