Beleidskader subsidies en accommodaties

Voorzitter,

Het punt van subsidies en accommodaties is een veelbesproken punt in deze raad. Volgens het CDA is dit ook een van de belangrijkste punten, omdat subsidies en accommodaties bijdragen aan de voor ons centraal staande leefbaarheid in de kernen van Leudal. Dit is ook de reden dat wij enkele maanden geleden met een initiatiefvoorstel kwamen om de bezuinigingen op subsidies voor verenigingen in 2016 terug te draaien naar 0%. Kortom: subsidies en accommodaties zijn volgens ons van groot belang voor Leudal als gemeente.

Het voorstel van het college dat hier voorligt, doet hieraan geen recht. De inhoud van het stuk is vrijwel geheel toegespitst op accommodaties, waarbij de subsidies vooruit worden geschoven. De subsidies komen, als het aan dit college ligt, pas veel later aan de orde. Het CDA zou liever een integrale aanpak zien of voor de omgekeerde volgorde kiezen. Eerst de mensen en dan de stenen. Eerst ervoor zorgen dat verenigingen als belangrijke bindende factor in Leudal duidelijk verankerd zijn. Daarna kan worden gekeken welke gevolgen dit heeft voor de accommodaties. De stenen moeten de mensen dienen en niet andersom.

Het stuk neemt al het verkeerde uitgangspunt. Ik zal nu allereerst ingaan op het beleidsstuk als geheel, ten tweede op de verkoop van accommodaties, ten derde op de subsidies aan verenigingen en tenslotte op de reserves van verenigingen.

Wanneer er uitvoerig wordt gekeken naar het voorstel over accommodaties dan stellen wij vast dat het om een heel mager stuk gaat. Door het college worden algemene uitgangspunten voorgelegd, waar wij als raad gemakkelijk mee kunnen instemmen. Met deze algemeenheden kun je het niet oneens zijn. Maar ondertussen stemt de raad er wel mee in dat de positie van verenigingen weer naar voren wordt geschoven. Het CDA is van mening dat de beleidskaders die hier voorliggen, en ook voor verenigingen van groot belang zijn, niet op deze manier kunnen worden vastgesteld. Accommodatie- en subsidiebeleid kunnen en mogen niet los van elkaar worden gezien. Dat bestaat voor ons niet.

Dan over het verkopen van accommodaties, waar ook het een en ander over opgemerkt kan worden. Het CDA ergert zich aan het feit dat de geplande ombuigingen in het vastgoed van 1,6 miljoen door het college met name worden gezocht bij accommodaties waarvan verenigingen gebruikmaken. Dit is volgens ons niet haalbaar, niet geloofwaardig en niet wenselijk. Wij zouden het college willen aanraden eerst te bekijken of de bezuinigingen op vastgoed niet beter te realiseren zijn door overtollig vastgoed te verkopen: verlaten gemeentehuizen, bibliotheekgebouwen, schoolgebouwen, loodsen, clublokalen, verlaten vastgoed voor openbare werken et cetera.

Gemeenschapshuizen en sportaccommodaties behoren tot de primaire ontmoetingsplekken in een dorp. Daar moet je vanaf blijven tot je ervoor gezorgd hebt dat de positie van verenigingen goed gewaarborgd is. Zolang dit niet het geval is stemt het CDA niet in met dit voorstel over het accommodatiebeleid in Leudal.

Dit was het eerste deel van mijn betoog, op het belangrijkste onderdeel van dit voorstel: de accommodaties. Maar terloops wordt ook nogal wat over subsidies aan verenigingen gezegd. Hier wil ik nu kort op ingaan. We hebben hier bij de kadernota al het een ander over gezegd en een amendement ingediend. Waar ik nu bij stilsta is uitgangspunt 6 uit het beleidskader, dat gaat over subsidiebeleid. Daarin wordt niet alleen gezegd dat het subsidiebeleid pas over enkele maanden aan de orde is, maar ook, ik citeer:

Het subsidiebeleid wordt met name afgestemd op de kerndoelen van het gemeentelijk beleid: zelfsturing, jeugd, zorg, zelfregie en onderlinge hulp.

Er is best iets voor te zeggen om het gemeentelijke beleid en de subsidies voor verenigingen op elkaar af te stemmen. Maar wat dit college nu doet is de verenigingen en subsidies ondergeschikt maken aan het gemeentelijk beleid. Ja, zelfs het gemeentelijk beleid als uitgangspunt stelt.

Dit staat haaks op de visie die het CDA heeft op verenigingen en de functie die verenigingen in onze samenleving hebben. Wij vinden het tijd worden dat de politiek onderkend dat verenigingen een positieve bijdrage leveren aan de maatschappelijke integratie van mensen, en daarom voor onze maatschappij van onschatbare waarde zijn en dat gemeenschapshuizen en sportaccommodaties juist als doelen hebben om die verenigingen te faciliteren.

Als je sociale cohesie in dorpen als uitgangspunt neemt, hoe kortzichtig is het dan als de maatschappelijke relevantie in dit collegevoorstel wordt afgemeten aan bezettingsgraden en de verkoopbaarheid van gemeenschapshuizen en accommodaties?

Wij willen bij vaststelling van het nieuwe subsidiebeleid als uitgangspunt nemen dat bestaande verenigingsverbanden in stand gehouden kunnen worden. Toen we hier tijdens de vorige bijeenkomst van de commissie sociaal vragen over stelden werd er door dit college gesteld dat de gemeente geen taak heeft om de continuïteit van verenigingen te waarborgen. Volgens het CDA is het tegendeel waar. Natuurlijk is dit tot op zekere hoogte een taak van de gemeente, de gemeente als geheel profiteert immers ook van het bestaan van de verenigingen.

Bij verdere verfijning moet worden betrokken in hoeverre activiteiten van de verenigingen bijdragen aan de sociale, culturele of sportieve ontwikkeling van de eigen leden en in hoeverre ze van belang zijn voor niet-leden. Ook moet worden gekeken naar aandacht voor kwetsbare groepen: jeugd, senioren, alleenstaanden, gehandicapten en inburgeraars.

Niet de gemeente moet centraal staan, zoals het college voorstelt, maar de vereniging. Volgens ons kan de gemeente best wat meer op afstand worden geplaatst. Nu is het steeds de gemeente die van A tot Z controleert en bijspringt als gemeenschapshuizen en accommodaties in de problemen komen of in elk geval het Fonds Maatschappelijke Voorzieningen moet worden aangesproken. Als het aan ons ligt neemt u in het nog op te stellen deel van het subsidiebeleid op dat er gewerkt wordt met een visitatiecommissie. Een groep mensen die namens de gemeente gesprekken voert met verenigingen of groepen van verenigingen die in aanmerking komen of willen komen voor aanvullende subsidies vanuit het FMA. Kortom: ga zelf niet over de verdeling van de gelden van het FMA maar leg dit neer bij de samenleving.

Ten slotte voorzitter, nog een punt dat terloops wordt genoemd, maar wat ons bijzonder is opgevallen als het gaat om het opstellen van nieuw subsidiebeleid. In het stuk staat dat er grondig gekeken gaat worden naar de vermogenspositie van verenigingen. Er staat duidelijk in het stuk te lezen dat er geen of minder subsidies zullen worden verstrekt voor de exploitatie van activiteiten als de vereniging niet eerst haar in het verleden opgebouwde reserves en voorzieningen opmaakt. Een vereniging die haar zaakjes goed op orde heeft wordt hier nu de dupe van? Dit kunnen wij als CDA niet accepteren.

Voor ons was dit laatste onderdeel het dieptepunt in een verder toch al niet zo briljant stuk. De kapstok is gebouwd en de verenigingen moeten hun jas er maar aan ophangen. Dit is absoluut niet de manier om accommodatie- en subsidiebeleid vast te stellen.

Tot zover in eerste termijn.